“Tell me, whom does art belong to?” (91) When Barnes’ Shostakovich dutifully assists in examining students at the conservatory on their knowledge of Marxist-Leninist ideology, he makes sure to ask only the easiest questions. In this case, the answer is on a large banner in the examination hall: Lenin’s insistence that “ART BELONGS TO THE PEOPLE”.
Author: Jeroen Bouterse
Is dit een roman of een geschiedverhaal? Natuurlijk is een van de motieven in HhhH dat de auteur zelf uitdrukkelijk worstelt met de status van wat hij uiteindelijk aan het papier toevertrouwt. “Als mijn verhaal een roman was”, zegt hij vaak (224); elders noemt hij het een “infra-roman” (256) – ik weet niet wat dat betekent; misschien een roman ín een geschiedverslag.
“Waarom zijn de woorden van de dichter aangrijpender dan je eigen woorden? Op het tentamen antwoordt een van Randolfs studenten: ‘Om dezelfde reden waarom de liefdesgeschiedenis van een ander altijd aangrijpender is dan je eigen liefdesgeschiedenis. Omdat het de liefdesgeschiedenis is van een ander. Omdat je er zelf buiten blijft – met je twijfelachtige karakter, en je tweederangs lichaam.’” (19)
Ger Groot schreef deze week in Trouw een opiniestuk naar aanleiding van een eerder artikel in Trouw (6 april, p. 7 van de Verdieping) van Hanne Obbink over de profielkeuze van middelbare scholieren.
Kort gezegd sluit die profielkeuze steeds meer aan bij het stereotype dat C&M een profiel is voor losers dat ook daadwerkelijk studiemogelijkheden afsluit, en is N&T het profiel dat je doet als je slim bent en dat alle deuren opent – inclusief talen en cultuurstudies, die beter lijken aan te sluiten bij C&M. Dat leidt ertoe dat leerlingen steeds vaker de N-profielen kiezen als het maar even kan.

Toen Fareed Zakaria als tiener nog in India woonde, moest hij net als iedereen kiezen tussen drie richtingen: “science, commerce, or the humanities. […] In those days, the choices were obvious. The smart kids would go into science, the rich kids would do commerce, and the girls would take the humanities.” (22)

Mijn bespreking van Willem Otterspeers pamflet ‘Weg met de wetenschap’ staat sinds vorige week op historiek.net. Tekst ook hieronder.

Willem Otterspeer houdt zich, evenals de schrijver wiens leven en werk hij onlangs beschreef, nu bezig met polemiseren over wetenschap en onderwijs. Daarbij maakt hij, eveneens net als W.F. Hermans, direct gebruik van een scherpe geesteswetenschappen-natuurwetenschappenscheiding. Ook weer net als Hermans ziet hij een radicaal conflict, maar hij trekt de tegenovergestelde conclusie: weg met de wetenschap! Waarbij wetenschap dus staat voor natuurwetenschap. “Doorgaans ben ik erg voor een consensusmodel”, zegt Otterspeer, “maar ik vind dat het tijd is voor een gevecht tussen de faculteiten. In dit geval is botsing de enige manier.”

Eerder deze maand debatteerde filosoof Emanuel Rutten, bekend van het construeren van een nieuw argument voor theïsme en recent bezig de houdbaarheid van al bestaande theïstische argumenten opnieuw te testen, in Groningen over theïsme, atheïsme en moraal. Een cruciaal onderdeel van zijn betoog (waar ik niet bij was, maar dat hij online heeft gezet) was het onvermogen van atheïsme om moreel realisme te verankeren. Moreel realisme definieert hij daarbij als de positie dat “morele waarden objectief geldig zijn”.
Dat is een argument dat in recente discussies vaker wordt gebruikt, onder meer ook door Rik Peels en Stefan Paas in hun boek God Bewijzen (hoofdstuk 4.1). Het lijkt mij uiteindelijk op een aantal misverstanden gebaseerd, maar die misverstanden zijn wel heel interessant, en erachter zit een wezenlijk verschil tussen het theïsme dat Rutten probeert te ondersteunen en het atheïsme waarmee ik me identificeer.

Having read this interview with Sean Silver, the author of an Isis article on the prehistory of serendipity in Bacon, I realized that I could get something out of this that I had not been looking for. (This will be the one and only lazy self-referential joke on the subject.)
The article conceptualizes serendipity as denoting “the way concepts emerge from the unexpected bumps and nudges of the material world” (236). The term for this has been traced back to one Horace Walpole, but Silver notes that Walpole “repeats a formulation of invention mooted by Francis Bacon in an allegorical exegesis entitled ‘The Fable of Pan’.” (241)
Verrijkt met materie

Context: ik probeer op deze plek voortdurend mijn ogen open te houden voor teksten en afbeeldingen die refereren naar een ‘two cultures’/’alfa-bèta’/’sciences-humanities’-onderscheid, zeker als ze dat onderscheid framen op een manier die ik nog niet eerder aan de orde heb gebracht.
Deze week viel mijn oog op een interview met Maarten van Bommel in de UvA-krant van juni (hier in pdf te vinden), over zijn aanstelling als hoogleraar ‘Natuurwetenschappelijke aspecten van conservering en restauratie van roerend cultureel erfgoed’ (in het vervolg van dit stuk kort ik dat handig af tot NAvCeRvRCE) aan het Netherlands Institute for Conservation, Art and Science (NICAS).